Deze zaal had een dubbel doel. Als kapittelzaal bood zij de ruimte, waar de broeders wekelijks bijeenkwamen om geestelijke en tijdelijke zaken te bespreken; daarnaast diende zij dagelijks als eetzaal (refter). Thans is deze zaal voornamelijk refter. Nadrukkelijk zijn hier aanwezig schilderijen van drie generaties van de grafelijke familie, t.w. graaf Albert van den Bergh (+ 1656), de stichter van het klooster, en diens tweede echtgenote Madeleine de Cusance (+ 1689). In het midden Alberts zoon Oswald, Frans van den Bergh, die in 1686 huwde met Maria Leopoldina Catharina van Oost-Friesland-Ritberg; dit huwelijk bleef kinderloos. Zij werden opgevolgd door Frans Wilhelm, graaf van den Bergh en Hohenzollern, in 1724 gehuwd met gravin Maria Truchsess von Waldburg-Zell. Naast de grafelijke portretten een schildering op hout van de profeet Elia, die in een vurige wagen ten hemel wordt opgenomen.
Achter de hoofdtafel een prachtig geschilderd crucifix uit de school van Anthony van Dijck, misschien is het van de meester zelf. Het grote doek wordt geflankeerd door twee andere afbeeldingen van de martelingen van Christus, nl. geseling en doornenkroning. Ze zijn in 1887 geschilderd op metalen platen door F. Bauhus uit Cleve (Dld.).
Tussen de ramen aan de tuinkant (tegen het daglicht in) treffen we wederom vier karmelitaanse figuren: v.l.n.r. de H. Albertus van Sicilië met het goddelijk Kind, de profeet Elisa met staf en waterkruik, de H. Angelus van Sicilië met een martelaarspalm en tenslotte de profeet Elia met het vlammend zwaard. Het grote doek tenslotte boven het keukenluik (21) verbeeldt de verschijning van Maria aan Simon Stock, die als kluizenaar in de 13e eeuw in een holle boom leefde en algemeen overste van de karmelorde werd. Veel meubilair uit de refterzaal stamt nog uit de tijd van de stichting (1653).