Overweging naar Lucas 24, 1-12
Hallelujah! Hij is verrezen.
Hallelujah! Het is de paasjubel waarin we uitzingen: ‘Eer aan God, Vier Wezer! Eer aan de God van de schepping’ – we hoorden van het begin van hemel en aarde. God schiep licht in de duisternis, water en land, mens en dier. En God zag dat het goed was. Hij laat zich aan ons kennen in zijn schepping, Hij de Schepper, de Levengevende.
Vier de God van bevrijding – uit slavernij en onderdrukking redt Hij zijn volk, zijn mensen. Die hun lijden ziet, hun jammerklachten hoort, leidt hen, door de woestijn, naar een nieuw land. Die zich laat kennen als Wees-er, de Bevrijder, de Levengevende.
Lof zij de God van de verrijzenis – die zijn Zoon deed opstaan uit de dood, deed opstaan tot nieuw leven. Die ook ons leiden wil door de dood heen. Die ons adem geeft, vrijheid en leven – wij weten niet hoe – staan verwonderd om zijn levengevende kracht.
Jezus liet zich door de Vader leiden op deze weg. Hij had er al over gesproken met de grote groep leerlingen die hem nabij waren gekomen om zijn goede boodschap te horen. Hij had het gezegd, in Galilea, te midden van het volk dat leeft in duisternis, dat de Mensenzoon overgeleverd zou worden, gekruisigd, en zou opstaan. De vrouwen die met Jezus uit Galilea waren meegetrokken en hem nabij waren gebleven; die niet waren weggelopen toen hij werd gekruisigd, die er bij waren toen hij stierf en toen zijn dode lichaam begraven werd, die zo gauw het kon terugkeerden naar het graf om zijn dode lichaam liefdevol met kruiden en balsem te verzorgen, zij worden aan deze woorden van Jezus herinnerd: “Waarom zoekt u de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is tot leven gewekt!”
Het graf is leeg. De vrouwen ontdekken als eerste dit geheel nieuwe – de opstanding uit de dood. Ze weten niet wat ze er van moeten denken. En ook de leerlingen kunnen het niet geloven en zijn verbaasd. Dit is zó nieuw…
Het is zo nieuw als het licht hier ontstoken, vandaag. Wij vieren de levengevende God in dit licht, het licht dat oplicht in de duisternis, het licht dat duisternis en chaos verdrijft, dat ons redt uit misbruik, verslaving, kortzichtigheid en tunnelvisies, dat ons redt uit dood en vernietiging. Het is ons levenslicht, hier en nu.
Dit licht – de nieuw ontstoken paaskaars – is teken van het licht dat wil opvlammen in onszelf, het licht dat in ons woont vanaf de schepping, dat kiemt als een vonkje in de ziel, en opvlamt in vurige liefde en levenskracht.
Ook in ons heerst soms duisternis, chaos, beklemming en doodsheid; als zware stenen liggen ze ons op de maag, het vonkje van onze ziel uitdovend als in een afgesloten graf, maar dit licht zal opstaan. Ook wij kunnen ontdekken dat de zware steen is weggerold, ontdekken dat dat eeuwig licht dat in ons leeft, sterker is dan de dood.
Behalve het licht is ook water teken van Gods Levengevende kracht. Hier in het midden staat de kruik klaar met water waarover wij Gods zegen zullen vragen – doopwater, water van zegening, dat ons bewust maakt dat we mogen zijn: een koninklijk, priesterlijk, profetisch volk. Dat we mogen beseffen dat wij gezegend zijn; dat Hij leeft, in ons, in onze adem, in ons zielsverlangen, in ons midden, in ons samenkomen. Hij komt aan het licht, in ons, in ons wezen, in ons breken en delen, Hij leidt ons het leven in.
Hallelujah! Het eeuwig licht is ons Levenslicht. Zalig Pasen.
Anne-Marie Bos O.Carm.