Naar overwegingen

Evangelieteksten Pasen 2025

Witte donderdag:  Johannes 13, 1-15

Het paasfeest was ophanden. Jezus wist dat zijn uur gekomen was: nu zou Hij de wereld verlaten om naar de Vader te gaan. Voorheen hield Hij al van degenen die Hem in de wereld toebehoorden, maar nu zou Hij hun zijn liefde betonen tot het uiterste. Het gebeurde tijdens een maaltijd. De duivel had inmiddels iemand ertoe aangezet Hem over te leveren: Judas, de zoon van Simon Iskariot. Jezus, die wist dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God gekomen was en naar God zou teruggaan, stond van tafel op, legde zijn bovenkleren af en bond een linnen schort om zijn middel. Daarna goot Hij water in een waskom en begon Hij de voeten van zijn leerlingen te wassen. Hij droogde ze af met de schort om zijn middel. Zo kwam Hij bij Simon Petrus. ‘Heer,’ zei deze, ‘gaat U mij de voeten wassen?’ Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Wat Ik doe, daar heb je nu geen begrip van; later zul je het begrijpen.’ Petrus hield vol: ‘Nooit in der eeuwigheid zult U mij de voeten wassen!’ Maar Jezus zei: ‘Als Ik je voeten niet mag wassen, hoor je niet bij Mij.’ ‘Heer,’ zei Simon Petrus toen, ‘dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Wie in bad is geweest, is helemaal gezuiverd; buiten de voeten hoeft hij niets meer te wassen. Zo zijn ook jullie gezuiverd – hoewel niet allemaal.’ Hij wist namelijk wie Hem zou overleveren; daarom zei Hij: ‘Jullie zijn niet allemaal gezuiverd.’ Toen Hij hun voeten had gewassen en zijn bovenkleren had aangetrokken, nam Hij weer aan tafel plaats en zei: ‘Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb? Jullie noemen Mij meester en Heer, en terecht, want dat ben Ik. Welnu, als Ik, jullie Heer en meester, jullie voeten heb gewassen, dan behoren jullie ook elkaar de voeten te wassen. Ik heb jullie het voorbeeld gegeven: je moet doen zoals Ik voor jullie heb gedaan.’

Paaszaterdag: Lucas 24, 1-12

 Maar op de eerste dag van de week gingen de vrouwen ’s morgens heel vroeg naar het graf, met de kruiden die ze hadden klaargemaakt. Ze vonden de steen weggerold van het graf en gingen naar binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. Ze wisten niet wat ze ervan moesten denken. Opeens stonden er twee mannen voor hen in stralend witte kleren. Daar schrokken ze van en ze sloegen hun ogen neer, maar zij zeiden: ‘Waarom zoekt u de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is tot leven gewekt. Vergeet niet wat Hij u destijds in Galilea heeft gezegd: De Mensenzoon moet overgeleverd worden in handen van zondaars, gekruisigd worden en op de derde dag weer opstaan.’ Toen herinnerden ze zich zijn woorden. Ze keerden van het graf terug naar huis en vertelden dat alles aan de elf en aan alle anderen. Het waren Maria van Magdala, Johanna en Maria van Jakobus en de overige vrouwen die bij hen waren. Ze vertelden het dus aan de apostelen, maar in hun ogen was het onzin wat de vrouwen zeiden, en ze geloofden hen niet. Toch holde Petrus naar het graf, en toen hij er een blik in wierp zag hij alleen de linnen doeken. Hij ging terug naar huis, verbaasd over wat er gebeurd was.

Eerste Paasdag: Johannes 20, 1‑9

Op de eerste dag van de week ging Maria van Magdala, in alle vroegte, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag dat de steen voor de opening van het graf was weggehaald. IJlings liep ze naar Simon Petrus en de andere leerling, die van wie Jezus hield. ‘Ze hebben de Heer uit het graf gehaald’, zei ze. ‘Wisten we maar waar ze Hem hebben neergelegd!’ Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf. IJlings liepen de twee er samen naar toe, maar de andere leerling liep harder dan Petrus en kwam het eerst bij het graf aan. Hij wierp er een blik in en zag dat de linnen doeken er nog lagen. Maar hij ging niet naar binnen. Toen kwam ook Simon Petrus, na hem, bij het graf aan en ging meteen naar binnen. Hij zag hoe de doeken er nog lagen, maar ook hoe de doek die zijn hoofd had bedekt, niet bij de andere doeken lag: hij was opgerold en lag helemaal apart. Toen pas ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf was aangekomen, naar binnen. Hij zag en kwam tot geloof. Ze wisten toen nog niet wat de Schrift zei: dat Hij uit de doden móést opstaan.

Tweede Paasdag: Matteüs 28, 8-15

Maria van Magdala en de andere Maria gingen snel van het graf weg, vol angst en met grote vreugde, en ze liepen hard om het aan zijn leerlingen te vertellen. En zie, Jezus kwam hun tegemoet. ‘Gegroet’, zei Hij. Ze gingen naar Hem toe, grepen Hem bij de voeten vast en vielen voor Hem op de knieën. Toen zei Jezus hun: ‘Wees niet bang. Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan. Daar zullen ze Mij zien.’ Ze waren nog onderweg toen enkelen van de wacht naar de stad gingen om aan de hogepriesters alles te vertellen wat er was voorgevallen. Die kwamen samen met de oudsten en namen een besluit. Ze gaven de soldaten een flink bedrag, met de opdracht: ‘Zeg maar: “Zijn leerlingen zijn Hem ’s nachts komen stelen terwijl wij sliepen.” Als dat de gouverneur ter ore komt, zullen wij hem wel bepraten, zodat jullie je geen zorgen hoeven te maken.’ Ze namen het geld aan en handelden volgens deze aanwijzingen. En dit verhaal gaat rond onder de Joden tot op de dag van vandaag.