In 1452 werd door Johannes Soreth officieel de tweede orde opgericht. Vanaf 1400 waren er vrouwen die aansluiting zochten bij de Karmelorde. Zij wilden leven volgens de geest van de Karmel. Aanpassing aan de waarden en normen die in de late Middeleeuwen voor vrouwen golden, was echter noodzakelijk. Dit betekende dat zij zich maatschappelijk niet vrij konden bewegen en bescherming nodig hadden tegen kwaadwillende mensen. Het leven van de zusters kreeg aldus steeds meer een zeer besloten karakter. Zij verlieten hun klooster alleen voor dringend noodzakelijke bezigheden en zij wijdden zich geheel aan meditatie, gebed en werk voor het eigen levensonderhoud. Zo zochten zij in de stilte van hun huis een biddende, intieme omgang met Jezus, God en met hun medemensen. Net als Maria wilden zij helemaal ontvankelijk zijn voor Gods wil en een zichtbaar teken van Gods liefde in deze wereld.
In de zestiende eeuw begon Teresa van Avila (1515-1582) een hervorming van de Karmelorde, die geleid heeft tot het ontstaan van de ongeschoeide Karmel.
Naast Teresa van Avila zijn belangrijke karmelietessen Thérèse van Lisieux en Edith Stein.
Over de gehele wereld verspreid leven er in onze tijd ongeveer duizend zusters in tachtig kloosters. In Nederland is er nog een gemeenschap van zusters in Heerlen. Daar leven de zusters volgens een meer open model. Enkele oudere zusters wonen in woonzorgcentrum Sint Anna in Boxmeer en woonzorgcentrum Gravenstate in Denekamp.