Maria Magdalena de Pazzi wordt in 1566 geboren in een adellijke en vermogende familie. Al heel jong is zij zich bewust van de liefdevolle aanwezigheid van God. Aan die liefde wil zij haar leven wijden. Op 16 jarige leeftijd treedt zij toe tot het karmelietessenklooster Sancta Maria degli Angeli in Florence.
Haar ervaring van liefde wordt daar soms zo sterk dat het haar overweldigt. Soms ziet men haar dan snel heen en weer lopen terwijl zij uitroept: ‘Liefde, liefde, liefde.’ Tot haar medezusters zegt zij: ‘Dierbare zusters, jullie weten niet dat mijn Jezus niets anders is dan liefde, ja, dwaas van liefde. Dwaas van liefde, zeg ik, bent u, mijn Jezus. ‘
De liefde die zij voelt brengt haar ertoe zichzelf steeds minder centraal te stellen en zij verlangt naar grotere eenheid met God. De H. Communie is voor haar bij uitstek het sacrament van die eenheid. De ervaring van liefde bij het ontvangen van de communie brengt haar geregeld tot hevige extases. Ze heeft haar mystieke ervaringen en extases vastgelegd in het werk ‘De veertig dagen’ (I quaranti giorni). De liefde van God wordt gedurende haar leven steeds meer de kracht die haar drijft. Zij zet zich in voor vernieuwing en hervorming van de Kerk. Zij voelt de liefde van God uitgaan naar alle mensen en het is haar grote verlangen dat de Kerk als lichaam van Christus alle mensen zal verbinden.
Het eind van haar leven wordt getekend door groot lichamelijk en geestelijk lijden. In 1607 sterft zij. In 1626 wordt Maria Magdalena de Pazzi zaligverklaard en in 1669 volgt haar heiligverklaring.