Zondag 16 februari 2025

Lucas 6, 20-26

Lezingen: Jeremia 17, 5-8    –    1 Kor. 15, 12-20

 Ik denk dat het goed is aan het begin van deze overweging heel duidelijk te zeggen dat ‘armoede een te bestrijden kwaad is. Gewoonlijk is armoede het gevolg van onrechtvaardige verhoudingen, van onderdrukking en discriminatie, van enkel en alleen maar kijken naar hoe meer winst te behalen’. Dat is vandaag de dag zo; en het is in de geschiedenis nooit anders geweest. De evangelist Lucas maakte dit ook mee; hij zag en voelde de ’schrille tegenstelling tussen armen en rijken. En geheel in de geest van Jezus kiest hij voor de armen en stelt hij de rijken kritisch vragen’.

Lucas richt zich in het evangelie van vandaag allereerst tot de armen en hongerigen in zijn gemeente. Het zijn de mensen die ‘verdriet hebben om hun situatie; ze worden nauwelijks gezien, laat staan serieus genomen; ze worden uitgestoten uit het maatschappelijk leven. Het zijn de mensen die gebukt gaan onder uitbuiting, onderdrukking, armoede en ziekte en daarom gemeden worden’. Zij krijgen te horen dat ze op de goede weg zitten. Daarover dadelijk meer.

Tegenover deze armen staan de rijken. Dat zijn bij Lucas ‘de mensen die helemaal opgaan in geld, bezit en status. Zij hebben geen oog voor hun medemensen en bekommeren zich om God noch gebod’. Tegen deze mensen wordt gezegd: wacht maar. Jullie weg is een doodlopende weg. Als je jezelf genoeg bent en tevreden bent met geld en status, dan heb je het daarmee ook gehad.

Blijft de intrigerende vraag: en de armen, zijn die beter af? Hoezo: op de goede weg de armen? Ik wil herhalen waar ik deze overweging mee begon: armoede is een te bestrijden kwaad. En in het evangelie wordt niet gezegd dat de armen maar tevreden moeten zijn met hun situatie, en dat ze het later in de hemel wel beter zullen krijgen. Waar we lezen ‘zalig (op de goede weg) jullie die arm zijn en honger lijden en die gemeden worden en uitgestoten’, daar moet dat verstaan worden als een bemoediging voor de betreffende persoon en een uitnodiging voor de anderen om solidair dezelfde weg te gaan; namelijk de weg waar het Jezus om begonnen was: naar een andere wereld. Die noemen we in de Bijbel het Rijk van God. Dat is een wereld waarin recht wordt gedaan aan de minsten der mensen; waarin zij gezien worden. De armen zijn bij uitstek de mensen die in dat Rijk geloven en er naar uitzien. Om hun vertrouwen worden zij zalig geprezen; wordt hen gezegd dat zij op de goede weg zijn. Ze worden niet zalig geprezen vanwege de slechte situatie waarin zij leven, maar om hun rotsvaste vertrouwen dat het kan: een andere wereld; een wereld waarin wij samen (en hier worden wij vandaag Aangesproken) een wereld waarin wij samen hun erbarmelijke situatie kunnen veranderen.

Een zaligspreking is nooit vrijblijvend. Je kunt iemand die er slecht aan toe is, alleen maar bemoedigen als je met hem of haar op weg gaat. Dan pas gaat er bemoediging en kracht van uit. Anders is en het een zoethoudertje. En dat was het bij Jezus in ieder geval niet, gezien zijn feitelijke leven …… een leven waarin hij dezelfde weg ging als de verworpenen der aarde; een leven van vertrouwen op zijn Vader en op de komst van diens koninkrijk op deze aarde.

Rest de vraag: tot wie van ons worden vandaag welke woorden gezegd: zalig of wee? Op de goede weg of op een weg die nergens toe leidt? ……

(Van bovenstaande is veel ontleend aan het boek ‘Vanuit Lukas bezien’ door Jo Tigcheler O. Carm.)

 

Jan Brouns O.Carm.